Fascinerend vond ik het als scholier: een houten rotor gekoppeld aan een auto-dynamo liet een lamp branden in mijn kamer. Inmiddels is windenergie big business, zelfs Shell waagt zich er weer aan. Mijn fascinatie is gebleven, wat een prachtig product!
Neem de Vestas 164, met een hoogte van 220 meter en rotorbladlengte van 80 meter (ter vergelijking: een Boeing Dreamliner heeft een spanwijdte van 60 meter). De gondel – die er van onder altijd zo bescheiden uitziet – heeft de afmeting van een kleine sporthal: 24 bij 12 meter en 8 meter hoog.
Innovatie maakt betaalbaar
Afgezien van de indrukwekkende schaal vind ik het mooi om te zien hoe innovatie een belangrijke rol gespeeld heeft om stroom uit wind betaalbaar te maken. Om dit te bereiken moeten windturbines het maximale uit de wind halen. Dat blijkt nog een kunst te zijn. Het theoretisch maximum is een rendement van 59%. Maar door variatie in de wind, weerstand en turbulentie is het rendement in de praktijk een stuk minder. Ook stilstaan kost geld, daarom moeten turbines superbetrouwbaar zijn. Verder moeten ze groot zijn (hoe groter hoe efficiënter) en makkelijk plaatsbaar. In dat laatste is de Nederlandse van Oord een belangrijke speler. Met speciaal ontworpen schepen plaatsen zij de funderingen en masten voor de turbines. Cool om te zien dat veel bedrijven uit de offshore nu de overstap naar duurzaam (kunnen) maken.
Concurrerende stroomprijs
De kostprijsdaling van deze stroom is spectaculair. Terwijl in 2010 nog een prijs van 16,9 cent per kWu werd afgesproken, werd begin 2016 al een prijs van 7,3 cent bereikt. Het consortium van Shell heeft een kostprijs van 5,5 cent afgesproken. Nog niet eens een laagterecord… Inmiddels staat de teller al bij 4,9 cent: een niveau waar geen subsidie meer nodig is. De rol die de overheid gespeeld heeft (en waarvoor zij ook veel kritiek kreeg) is subsidie geven om deze stroomopwekking toch levensvatbaar te maken. In innovatie is deze transitie bekend: eerst lijkt de nieuwe technologie niet op te kunnen tegen de oude (kolen, gas). Maar na een aanloopfase blijkt de nieuwe technologie de oude toch te verslaan.